No Spang - Real Sranang, een warme, groenwitte deken
Op Sportpark Middenmeer-Voorland zitten tal van amateurclubs maar Real Sranang is de grootste bezienswaardigheid. Bij Koninklijk Suriname worden je net op een heel andere manier geprikkeld. ‘Die jongens hebben altijd zoveel lol.’
(Dit verhaal verscheen eerder in 'SANTOS #29: Ajax 125 jaar - Amsterdam 750 jaar')
Als de wind goed staat, ruik je voetbalclub Real Sranang al vanaf de Jaap Eden-schaatsbaan die aan de andere kant van de Radioweg ligt. In een keukentje in de kantine worden van ’s ochtends tot ’s avonds saotosoep, barra’s kip en broodjes bakkeljauw bereid door een oudere en een jongere donkere man, die elkaar zonder woorden lijken te verstaan. Een lichtgetinte vrouw met een welluidende stem neemt de bestellingen op en roept je als je eten klaar is.
En anders zijn er wel de klanken die je lokken. Vanuit het clubhuis of de kleedkamer. Want of het nou een wedstrijd in regen en wind tegen de koploper betreft of in de stralende zon tegen een laagvlieger; dansen, lachen en zingen doen ze altijd bij Real Sranang.
Zelfs in de kleedkamer van de hoofdmacht wordt er een kwartier voor de wedstrijd nog gefeest alsof er drie leden tegelijkertijd een bijzondere leeftijd hebben bereikt en de wedstrijd al met een ruime zege en swingend spel is afgesloten.
Er is ook veel te zien. Een voormalig Oranje-international die op een WK speelde, een gevluchte Oekraïner, een paar pleinvoetballers van Marokkaanse komaf en voor de rest vooral getalenteerde amateurs met Surinaamse roots en uiteenlopende haardrachten. Kaal, rastavlechten, een lange staart, ingenieuze motiefjes.
De hoofdtrainer van Real Sranang (Koninklijk Suriname) zegt ‘hartstikke ambitieus’ te zijn, hij volgt een trainerscursus om uiteindelijk proftrainer te worden en heeft een briefje met de sterke punten van de tegenstander in zijn hand. ‘Maar waarom zou een goede voorbereiding niet samengaan met vrolijkheid,’ zegt die trainer, Danzell Gravenberch.
Hij is al een portret op zich. Gravenberch is de oudere broer van Liverpool-speler Ryan Gravenberch. Tijdens wedstrijden van Sranang spiekt hij soms schielijk op zijn telefoon om te zien hoe het zijn broertje vergaat. Tegelijkertijd is Danzell zelf ook nog actief als voetbalprof bij FC Den Bosch en speelt zijn oudste zoon in de jeugd van Feyenoord.
Zijn familie helpt hem al die ballen in de lucht te houden, zoals iedereen elkaar helpt bij Real Sranang. Gravenberch: ‘Als het nodig is, spring ik zelf even bij achter de bar.’
Skratsji-ritme
Sranang zetelt op sportpark Middenmeer-Voorland, ingeklemd tussen grotere amateurverenigingen en beschikt maar over een kunstgrasveld. Maar het is genoeg om een levendige club draaiende te houden.
Er klinken geen Hollandse meezingers of Radio Veronica in het clubhuis, maar vooral meerstemmige songs die gedoopt zijn in een loom skratsji-ritme, afgewisseld met meer opzwepende liedjes waarbij de percussie door een drumcomputer wordt verzorgd.
Bij de bar kun je cappuccino, AA drink en chocomel bestellen, maar ook felgekleurde, mierzoete drankjes. Van sommigen kun je aardig dronken worden, zo waarschuwt de vrolijke barman. Overal rennen jongens en meisjes rond, tot in de kleedkamer van het eerste aan toe. Aan de muur hangen shirts van (oud-)profs als Sergiño Dest, Ridgeciano Haps, Sheraldo Becker en Jeremain Lens. Maar ook een prachtige elftalfoto van decennia terug. Trotse hoofden met groenwitte shirts met ‘Afro-Fashion’ erop.
Opvallend veel van de medewerkers, bezoekers en spelers hebben familieleden die profvoetbal hebben gespeeld of nog spelen. De broer van oud-Ajacied Urby Emanuelson is assistent-trainer en speelt nog in het tweede, de moeder van de Danzell en Ryan Gravenberch is vicevoorzitter, het broertje van Rangers-speler Neraysho Kasanwirjo werpt zich spontaan op als hulpje van bezoekende fotografen.
Voorzitter en oud-AZ-speler Jerrel Linger komt net aangewandeld. Hij speelt later op de dag met een veteranenteam. Hij vertelt dat Sranang de oudste Surinaamse club van Nederland is, opgericht in 1960 door een aantal Surinaamse voetbalvrienden die in het park voetbalden. ‘We hebben een mooie historie, de vaders van Rijkaard, Gullit, Vanenburg, Seedorf en Kluivert speelden al bij ons toen we nog in Amsterdam-Noord zaten. We hebben nog een keertje van Ajax gewonnen. De club zakte wat in, maar nu hebben we vierhonderd leden, een bloeiende jeugdacademie en nog steeds de Sranangse gezelligheid. Tegenstanders zijn altijd heel blij om hier te spelen, vooral om de keuken, het samenzijn, de lach.’
Sranang is tegelijkertijd dus ambitieus. Het wil promoveren naar de derde klasse en het liefst daarna weer. Oud-profs Leroy George en Jeremain Lens zijn er neergestreken. Lens was actief op het WK 2014, werd kampioen met PSV en speelde bij Turkse topclubs. Hij is pas net gestopt. George was ooit een enorm talent bij FC Utrecht en zwierf daarna de wereld over.
Linger: ‘Mensen denken: ze hebben Lens en George dus ze zullen wel veel betalen. Wij betalen niemand, die jongens nemen als sponsor zelfs geld mee. Jeremain woont eigenlijk in Dubai, maar zijn zoon speelt hier, dus is hij hier ook vaak. Leroy coacht ook de Jongens Onder Acht en het vrouwenteam. Bij ons is er geen rangorde. Als er veel was ligt, is er altijd wel iemand die even een wasje draait.’
Hoofdtrainer Gravenberch, zwarte pet, zwarte jas, draagt ondertussen een enorme muziekbox het nauwe, fris groenwit geverfde kleedkamercomplex in. Het lijkt hem nauwelijks moeite te kosten, zoals niets hem ogenschijnlijk moeite kost. ‘Ik heb een mooi leventje, hoor,’ zegt hij terwijl hij drie kinderen de weg wijst naar hun moeder.

Oranje toeter
De Surinaamse uitdrukking ‘No Spang’ (maak je niet druk) is hier het motto. Als Gravenberch het gevaarte in de kleedkamer heeft getild is hij nog niet klaar. ‘Mannen heeft iemand de ballen meegenomen? Nee? Oh dan haal ik ze wel even, hoor.’
Langs het veld wordt ondertussen een kleine, donkerbruine partytent neergezet voor het bestuur, want het dreigt te gaan regenen. Achter het doel waar Sranang straks moet scoren loopt een senior in legeroutfit met een oranje toeter warm. Hij zal even later toeteren als de in witgroen (net als de Surinaamse vlag) gestoken thuisclub een aanval opzet, als het rust is, maar ook als er helemaal niets aan de hand is. Iwan Voorn heet hij, tussen zijn vingers rust een dikke sigaar. Die worden er meer gerookt. Zoals voor het clubhuis waar een groepje mannen onder een afdakje staat te kletsen en lachen, in hun zinnen weven ze Surinaamse woorden.
Binnen wordt op een grote tv Premier League-voetbal uitgezonden. Na wedstrijden haast Danzell Gravenberch er zich naartoe om te kijken of hij nog een glimp kan meepakken van de samenvatting van Liverpool. Ryan Gravenberch op zijn beurt houdt vanuit Engeland altijd Sranang in de gaten. ‘Na elke wedstrijd van Sranang appt hij,’ vertelt Danzell.
Zijn moeder Lilian kijkt tijdens de wedstrijd toe vanonder de bruine partytent. Ze is vier jaar vicevoorzitter van Real Sranang. Ze wijst naar een voorbijlopende man, haar middelste zoon. ‘Hij is geblesseerd, maar iedereen is hier gewoon op zaterdag. Sranang is een warme deken.’
Dat vindt ook Jeremain Lens, 37 inmiddels en flink zwaarder dan toen hij nog prof was. ‘Ik kwam hier al als kleine jongen, ik ken zoveel mensen hier en mijn zoontje speelt hier.’
Hij doet niet altijd mee, ook door zijn werkzaamheden voor tv-zender Viaplay als analyticus. ‘Dat is allemaal geen probleem. Iedereen is hier heel relaxed, het is gezellig en we voetballen ook gewoon leuk.’
Na gewonnen wedstrijden worden er vaak onder luid gejuich twee flessen whisky, twee flessen Fanta en een kan thee op de tafel in de kleedkamer neergezet. Op kosten van coach Gravenberch, die dan al de ballen heeft opgeborgen en dolt met de kroost van zijn spelers.
In de avond gaat het drinken, eten en lachen door op de oude parketvloer van het clubhuis. DJ Vinny draait muziek die geen heup kan weerstaan.
De koningin van Lombardije
De oer-Amsterdamse Tiny van der Drift-Leemans (80) staat er altijd graag naar te kijken. Ze vond in Real Sranang een nieuw thuis nadat haar grote liefde Sv Voorland tien jaar geleden ophield te bestaan en veel spelers van die club overstapten naar Sranang. ‘Iedereen is hier altijd vrolijk, geeft je een hand als je binnenkomt, vraagt hoe het met je gaat. Iedereen noemt elkaar oom, tante, neef, nicht. Ze noemen mij ‘tante Tiny’, bij Voorland zeiden kleine ventjes gewoon ‘Tiny’. Hier doen ze dat echt niet! Ook al mag het best van mij. Zoveel respect is er, ik voel me net de koningin van Lombardije.’
Ze helpt als gastvrouw waar ze kan, vangt onder meer de scheidsrechter op, geeft hem te drinken, vouwt de was, grist ballen uit de bosjes, reist mee naar uitwedstrijden en werd daarvoor uitdrukkelijk bedankt op de website van de club na het kampioenschap in 2018.
Er is altijd genoeg te doen. ‘Heerlijk, in thuiszitten had ik echt geen zin.’
Voor elke wedstrijd luncht het eerste gezamenlijk. En zondagochtend moet er nog een hoop opgeruimd worden, want het is op zaterdagen vaak een dolle boel tot laat in de avond. ‘Maar iedereen helpt, hoor. Een toiletje dweilen, daar hoef je nooit om te vragen, dat wordt gewoon gedaan. Mijn man is dementerend, gaat ook altijd mee, daar heb ik geen omkijken naar. Als ik bezig ben dan haalt er iemand koffie of een nul.nulletje voor hem. Bij Voorland was dat allemaal anders. Het is hier zo gemoedelijk. Ik heb het erg naar mijn zin.’
Heerlijk vindt ze het ook om op donderdagavond naar de training te gaan. ‘Die jongens hebben altijd zoveel lol. Daar word je zelf ook vrolijk van. Ik vouw dan met liefde de was voor ze en hang die op zaterdag netjes op in de kleedkamer. En op zaterdag hoef ik thuis nooit te koken. Ik neem gewoon ’s middags een broodje hete kip en ’s avonds wordt een schaaltje gebakken kippetjes voor me klaargezet. Dan hoef ik thuis enkel nog koffie te zetten.’
Bij uitwedstrijden buiten Amsterdam komen er soms mannen naast haar staan die denken dat ze bij de thuisclub hoort. ‘Van die boeren op klompen, die zeggen: ‘mevrouw, ze moeten wel scoren’. Dan zeg ik: ‘hoezo? Ik hoor bij hun.’ Moet je ze zien kijken, joh. Vind ik mooi.’
Daarna terug naar het clubhuis aan de Radioweg, waar iedereen blijft hangen. ‘Gaat de muziek aan, en dan kunnen ze niet stilstaan. Dan zit ik gewoon echt te genieten.’

Gerelateerd
No Spang - Real Sranang, een warme, groenwitte deken
Artikel
SANTOS Football Podcast: 50 Fenomenale Voetbaltrips - Europa
Podcast
Liefde volgens de Grote Kale Leider
Artikel