Artikel

Met Gjivai Zechiël terug naar Zevenkamp

Hij viel gisteren op in De Kuip met zijn sterke spel én zelfs een goal tijdens Feyenoord - FC Utrecht. Niet namens de Rotterdammers, maar voor de bezoekers uit de Domstad, waar Feyenoord-huurling Gjivai Zechiël zich dit seizoen mag laten zien. Vorig jaar gingen we met hem terug naar Zevenkamp, zijn oude buurt in Rotterdam-Oost. "Echt, ik ga alleen maar beter voetballen als er meer publiek is."

Met Gjivai Zechiël terug naar Zevenkamp

(Dit verhaal verscheen eerder in SANTOS #27: Rotterdam. Roffa. Rotjeknor' - een ode aan voetbalstad Rotterdam. Die kun je nog altijd hier bestellen)


Gjivai Zechiël praat in metrostations. De wijk Zevenkamp? Dat is voor hem het gebied tussen ‘Nieuw Verlaat’ en ‘De Tochten’. Stations waar de meeste Rotterdammers nooit komen, misschien zelfs nooit van gehoord hebben. Hooguit zijn ze er eens langsgekomen wanneer ze met de metro naar het strand van Nesselande gaan – de Vinex-wijk in het uiterste oosten van de stad. Voor de talentvolle Feyenoord-middenvelder is de anderhalve kilometer tussen Nieuw Verlaat en De Tochten juist zijn thuis. “Ik zeg niet dat ik uit Prins-Alexander kom, zoals het totale stadsdeel heet. Nee, ik kom uit Zevenkamp. En daar ben ik trots op”, zegt Zechiël.

We treffen hem op een zomerse, maar druilerige woensdagmiddag. Zechiël – zwart T-shirt, groene baggy broek met zakken aan de zijkant, zwartgrijze sneakers – heeft een pittige ochtendtraining achter de rug en loopt rustig aan. De blaar op zijn grote teen heeft geen invloed op zijn gemoed. Hij is opgewekt en praatgraag, zijn ogen stralen als altijd. We lopen dan ook in zijn ‘comfort zone’, zoals hij de wijk Zevenkamp zelf noemt. Slechts een paar straten zijn we verwijderd van de eerste plek uit zijn jeugd die hij ons wil laten zien. “Kijk, dit is de Dirk van den Broek, vroeger de Bas van der Heijden”, wijst hij naar de supermarkt tegenover Nieuw Verlaat, gevestigd in de plint van een galerijflat. “Daar haalden we altijd drinken, tussen het voetballen door.” Zechiël is even stil. Dan zegt hij: “Je hoort vaak dat Zevenkamp een achterstandswijk is. Dat mensen het niet goed hebben, dat er criminaliteit is. Maar ik heb dat nooit zo ervaren, ik heb me hier altijd op mijn gemak gevoeld.”

Een fotootje bij een van die metrostations dan maar? Nee, dat gaat te ver. “Dan lijk ik net een hangjongere”, zegt Zechiël met een grote grijns. En dat was hij allerminst. Hij verdreef zijn tijd op pleintjes met een bal aan zijn zijde. Want waarom zou je ergens doelloos gaan hangen als je wél een doel hebt in je leven?

Xerxes-veldje

Waar Nieuw Verlaat-De Tochten de horizontale as is van de plattegrond van zijn jeugd, daar kun je de verticale lijn trekken tussen het in de buurt mythische trapveldje De Vliedberg (waarover later meer) in het zuiden van de wijk en het ‘Xerxes-veldje’ in het noorden. Bij dat laatste veldje begint Zechiëls rondleiding langs de plekken van zijn jeugd. Het ‘Xerxes-veldje’ is een kunstgrasveldje met twee roze doelen, dat aan drie kanten wordt omringd door hoge bomen. “Mijn moeder woont hier letterlijk dertig seconden vandaan”, zegt Zechiël, terwijl hij wijst naar de woningen achter hem, gebouwd volgens de jarentachtigstijl die Zevenkamp kenmerkt. In zijn jeugd woonde hij afwisselend bij zijn vader en moeder, die gescheiden zijn. Nu woont hij bij zijn vader, die sinds kort verhuisd is naar Nesselande. “Maar ik heb nog steeds de sleutel van mijn moeders huis. Ik kan altijd langskomen als ik wil.”

Vroeger wilde Zechiël – die nog vijf jongere zusjes en twee jongere broertjes heeft – juist zo lang mogelijk van huis zijn. Voetballen, dáár draaide het om. “Als je klaar was met school of je huiswerk, ging je naar buiten. Dat deden al mijn vriendjes. Ik had wel een PlayStation, maar die raakte ik bijna nooit aan”, zegt hij, terwijl hij het Xerxes-veldje op stapt. Hier, op dit veld, speelde hij zijn eerste interlands. “Vijf tegen vijf, de Surinaamse jongens tegen de jongens uit Kaapverdië. Ik kon bij beide teams meedoen, omdat mijn vader Surinaamse roots heeft en mijn moeder Kaapverdische. Ik koos voor Suriname. Meestal wonnen we. Alles en iedereen voetbalde hier, jongens van allerlei achtergronden. Zevenkamp is net zo multicultureel als de rest van Rotterdam.”

In één ruk praat de welbespraakte Zechiël door over busje trap, dat hij en zijn vrienden hier speelden. “Dat begon met latje trap vanaf de middenlijn. Degene die verloor, was ’m. Die moest de bal gaan zoeken die een van de anderen zo ver mogelijk probeerde weg te schieten. In de tussentijd ging iedereen zich verstoppen. Als de zoeker de bal had gevonden en teruggebracht, moest hij de rest nog zien te vinden. Als iemand dan eerder bij de bal was, mocht hij die nóg een keer wegschieten.” De heldere bruine ogen van Zechiël beginnen nog meer te glinsteren. “We speelden busje trap het liefst wanneer het al bijna donker was. Iedereen trok zwarte kleding aan zodat we moeilijk zichtbaar waren. Als het tegenzat, was je drie kwartier lang de sjaak.”

En Zechiël zelf? “Ik werd meestal gespaard. De meeste vrienden waren een paar jaartjes ouder, die mochten langer opblijven. Als ik naar huis moest, liepen zij mee. Op mijn verzoek, want ik wist dat zij mijn moeder konden overhalen. Zelf zou me dat niet lukken. ‘Ah, mevrouw, mag Gjivai niet nog even blijven?’ Mijn moeder zag dat ik het leuk vond. En we haalden verder geen rottigheid uit.” Weer een grijns. “Al zou het kunnen dat we weleens een geparkeerde auto hebben geraakt met de bal.”

Oost tegen Zuid

Het Xerxes-veldje wordt door de Zevenkampse jeugd niet voor niets zo genoemd. Het ligt net buiten de hekken van Sportpark Faas Wilkes, het complex van XerxesDZB. Nu een amateurvereniging, maar ooit een roemruchte betaaldvoetbalclub die onder meer Coen Moulijn en Willem van Hanegem afleverde in de Kuip – en later, met een omweg, ook onder meer Royston Drenthe en Michiel Kramer. Gjivai Zechiël is de jongste parel die via XerxesDZB het Feyenoord-shirt mocht aantrekken. Al speelde hij er zelf maar één jaar, het sportpark is voor hem een vertrouwde plek. Dat blijkt wanneer het harder begint te regenen en de kantine van de club de dichtstbijzijnde schuilplek is. Meteen komt er een vrijwilliger naar hem toe, die hem de hand schudt en vraagt of hij iets wil drinken. “Ik speelde eerst bij Swift Boys en kwam op mijn negende bij Xerxes”, vertelt Zechiël, terwijl hij de dop van zijn knalblauwe sportdrankje draait. “Ik speelde in een team met Romeé van de Lavoir, die nu voor Feyenoord Vrouwen 1 speelt. Zij was écht goed, maakte iets van zestig goals. Ook mijn vader (Rowan Zechiël, red.) heeft hier een tijd gespeeld, nadat hij in de jeugd bij Sparta en FC Dordrecht niet was doorgebroken. Ook mijn vrienden zijn hier altijd blijven voetballen. Ik ga regelmatig kijken. Vorig seizoen heb ik samen met Romeé nog een gesigneerd shirt langsgebracht.”

Door de kantineruiten ziet Zechiël goedkeurend dat de voetballende jongetjes op het hoofdveld zich niet laten afschrikken door de regendruppels. Het doet Zechiël denken aan de coronaperiode, toen hij hier ook regelmatig te vinden was. “Op de club trainden we niet vanwege de coronamaatregelen. Maar onderling speelden we hier mooie potjes om onze conditie op peil te houden. Elf tegen elf, op een heel veld. Heel Rotterdam kwam hierheen. We hadden teams uit zuid, west en oost. Zuid had een team… Poeh, dat was eredivisiewaardig. Lutsharel Geertruida, Anthony Milambo, Crysencio Summerville, Milan van Ewijk, noem maar op. Wij hadden onder anderen Lamar en Melayro Bogarde, maar verder vooral jongens van de straat. Tegen Zuid waren we niet opgewassen, maar west konden we hebben.”

Zechiël was destijds jeugdspeler van Feyenoord, nadat hij de club van Zuid eerder al twee keer had afgewezen. “Bij Swift Boys was Feyenoord al geïnteresseerd. Melayro Bogarde (nu LASK Linz, red.) ging wel, ik niet. Na één jaar bij Xerxes vroegen ze me opnieuw, net als Sparta. Samen met mijn vader koos ik voor Sparta, omdat het daar naar ons gevoel iets gemoedelijker zou zijn dan bij Feyenoord. Op Varkenoord gaat het er al best hard aan toe, ook op 9- of 10-jarige leeftijd heb je daar te maken met een echte topsportcultuur. Ik was, en ben, best een gevoelige jongen. Het leek ons beter dat ik me iets meer in de luwte zou ontwikkelen. Wel zei mijn vader tegen Feyenoord: als jullie Gjiv nog steeds willen hebben als hij ouder is, zijn we zeker geïnteresseerd.”

Op zijn veertiende kwam het er alsnog van. Maar voordat hij daarover vertelt, wil Zechiël eerst nog een andere plek laten zien. Een plek die misschien wel het belangrijkst was in zijn ontwikkeling als voetballer: De Vliedberg. Het is weer droog. Hij staat op, zegt de vrijwilliger van XerxesDZB gedag en stapt in zijn BMW.

De Vliedberg

Een paar minuten later staat Zechiël op een leeg kunstgrasveldje met blauwe doelen, dat enigszins verscholen ligt in de woonwijk, terwijl verderop het verkeer over de A20 raast. “Kijk”, zegt hij, terwijl hij naar het naastgelegen gebouw wijst, “dat is mijn oude basisschool. Ik keek de hele dag uit op dit veldje. Best lastig, voor een jongen die liever voetbalde dan op school zat. De juf moest me regelmatig tot de orde roepen. Al is het met school uiteindelijk allemaal goed gekomen en heb ik netjes mijn vmbo afgemaakt op het Thorbecke.”

Talloze uren bracht Zechiël hier door. Zijn vader woonde hier twee minuten vandaan. De Feyenoorder wijst naar twee kleine veldjes, naast het ‘centre court’. “Daar voetbalde ik eerst, toen ik kleiner was. Kijken naar de grote jongens en wachten tot ik oud genoeg was om mee te doen. Ik heb hier Noa Lang zien spelen, Denzel Dumfries was er eens, Danilo Doekhi. Memphis Depay ook, werd gezegd, maar hem heb ik nooit zelf gezien.”

Legendarische potjes zijn er op dit veld gespeeld. “Zondagmiddag drie uur, dan gebeurde het”, vertelt Zechiël. “We plaatsen op Instagram dat er gevoetbald zou worden. Dan kwamen er gasten uit de hele wijk hier naartoe. Later kwamen er zelfs jongens uit Amsterdam, Alkmaar, Eindhoven helemaal hierheen. Soms waren er wel veertig man, acht teams van vijf spelers. Dat zegt wel wat over de status van Rotterdam als voetbalstad. Hier gebeurt het. Niet alleen op De Vliedberg, ook op de Müllerpier, het Schuttersveld, op Zuid… Er zijn hier zoveel trapveldjes, ook al heb ik het idee dat de jeugd tegenwoordig minder op die veldjes voetbalt dan ik vijf tot tien jaar geleden deed.”

Het ging hard tegen hard. “Wie het eerst twee goals maakte, won. De winnaar bleef staan. Als je verloor, moest je dus lang wachten. Dat wilde je niet. Een scheidsrechter was écht nodig. Dat was altijd iemand met genoeg gezag; een oudere tegen wie iedereen opkeek. We speelden niet voor de lol, we speelden om te winnen.” Zechiël is even stil. Dan zegt hij: “Ja, we voetbalden hier alsof het De Kuip was.”

De Kuip is inmiddels de plek waar hij regelmatig in actie komt als speler van Feyenoord 1, met een contract tot 2028 op zak. Het is de plek waar hij in de zomer van 2023 voor het eerst aan het grote publiek mocht laten zien wie hij was, eerst in een oefenwedstrijd tegen Villarreal en later voor het echie tegen Almere City FC. De vrijheid en het gemak waarmee Zechiël voetbalde, vielen op. Het kan niet los worden gezien van de plek waar hij nu staat, zegt hij. “Ik heb op De Vliedberg ook zachte voetjes gekregen, zoals Calvin Stengs en ik dat altijd noemen. Gewoon, door zoveel te voetballen dat je één wordt met de bal. Maar ik heb hier ook schijt leren hebben, in de positieve zin. Vooruit voetballen, dingen durven, acties maken. Als je het hier kunt, op een matig kunstgrasveld, met niet altijd de goede schoenen en een afgetrapte bal… Tja, dan moet je het toch ook in de Kuip kunnen, met goede schoenen, op een topmat en met een perfect opgepompte bal. Zeker als je door zoveel mensen wordt gesteund. Echt, ik ga alleen maar beter voetballen als er meer publiek is. Hier in Zevenkamp word ik steeds vaker herkend. Dat vind ik alleen maar mooi, al is het soms ook ongemakkelijk.”

Zechiël – al in de voorbereiding op dit seizoen door trainer Brian Priske geprezen om zijn (leiders)kwaliteiten – had niet altijd windje mee. De tweede helft van vorig seizoen miste hij door een blessure. “En ook in de jeugd bij Feyenoord heb ik best moeilijke tijden gehad”, zegt hij. “Ik zat bij de Onder 14 en Onder 16 weleens op de bank. En ook in Onder 21 is mijn geduld weleens op de proef gesteld.” Hij kijkt om zich heen. “Mijn pa zei in dat soort lastige periodes altijd: ga anders even naar De Vliedberg. Dan ging in m’n eentje acties maken, op doel schieten. Gewoon om dat goede gevoel weer te krijgen. Dat werkte voor mij. Tussen mij en m’n pa is dat nog steeds een dingetje, maar nu meer met een knipoog. In de wedstrijd om de Johan Cruijff Schaal tegen PSV gaf ik in de tweede helft een heel onlogische bal; puur uit vermoeidheid. Toen zei m’n pa na de wedstrijd: ‘Nou, volgens mij moet je weer even terug naar De Vliedberg’. Dat geeft wel aan hoe belangrijk deze plek is geweest. En dat zal ie ook altijd blijven.”

Woord: Bas Abresch / Beeld: Willem de Kam

Gerelateerd

Met Gjivai Zechiël terug naar Zevenkamp

Artikel

Hij viel gisteren op in De Kuip met zijn sterke spel én zelfs een goal tijdens Feyenoord - FC Utrecht. Niet namens de Rotterdammers, maar voor de bezoekers uit de Domstad, waar Feyenoord-huurling Gjivai Zechiël zich dit seizoen mag laten zien. Vorig jaar gingen we met hem terug naar Zevenkamp, zijn oude buurt in Rotterdam-Oost. "Echt, ik ga alleen maar beter voetballen als er meer publiek is."
Bekijk dit item

'Die Rooie' van Ajax

Artikel

Seizoen 1994/95 was voor Ajax een aaneenschakeling van bijzondere wedstrijden en momenten. Een onderbelicht moment is de verschijning van een juweel van een shirt én de geboorte van een handelsmerk van een speler die bij Ajacieden én andere Nederlandse voetbalfans in het hart zit. Shirtjesexpert Floor Wesseling legt uit.
Bekijk dit item

Berlijn: weinig succes, maar historie en overweldigende clubs in overvloed

Artikel

Geen enkele hoofdstad in Europa vierde zo weinig voetbalsuccessen als Berlijn. Maar vergis je niet, ook deze stad heeft een enorm rijke en boeiende voetbalgeschiedenis. En los daarvan: nergens in Duitsland is het voetbal zo voortreffelijk te combineren met ander vermaak.
Bekijk dit item

Het Olympisch Stadion: een monument voor Ajax en de Nederlandse sport

Artikel

Vanavond trapt Ajax de Champions League op gang tegen Inter in de Johan Cruijff Arena. Vroeger werden dit soort topduels in het Olympisch Stadion gespeeld, historisch gezien de belangrijkste sportlocatie van Amsterdam. Het Olympisch Stadion in de Stadionbuurt was decor van de Olympische Spelen in 1928 en talloze legendarische duels van Ajax en het Nederlands elftal.
Bekijk dit item