Union - Anderlecht: derbydag in bruisend Brussel
De Belgische Jupiler Pro League begon dit jaar met een stadsderby in Brussel. Union tegen Anderlecht, niet zomaar een strijd tussen twee clubs in een stad. Want zelden werd de hiërarchie in een wereldstad zo door elkaar geschud als hier.
Vrijdagmiddag op het Sint-Gillisvoorplein in Brussel. Het is het kloppende hart van Sint-Gillis, een wijk niet ver van het centrum van de hoofdstad, tussen station Brussel-Zuid en de deftige Avenue Louise. Het doet een beetje aan Parijs denken.
Neergestreken bij de Brasserie de l’Union valt hier en daar het geel van de Union-fans al op. Eten kan er nog niet (‘de kok komt pas om kwart voor zeven’), maar een typisch Union-pintje krijgen, dat natuurlijk wel. Het is een klassiek Belgisch café, met veel bruin, maar ook een echte Union-kroeg. Binnen vind je er foto’s uit de jaren ’30 - toen Union het Belgische voetbal domineerde - en achterin hangt een groot, lichtgevend clublogo.
Aangeschoven is Julian, een sympathieke twintiger die Union overal volgt. Een rasechte Brusselaar bovendien, die in één en hetzelfde telefoongesprek moeiteloos schakelt van het Nederlands naar het Frans en weer terug, en dat dan in één en hetzelfde telefoongesprek. Als we hem vragen naar de verhoudingen in de stad en hoe de derby bij Union leeft is hij stellig. “De derby tegen RWDM is belangrijker.” Niet onlogisch, want waar Anderlecht en Union zich tientallen jaren weliswaar in dezelfde stad maar ook in een ander universum bevonden, troffen Union en RWDM elkaar veel vaker. Derby’s tussen beide ploegen staan tegenwoordig bekend als Zwanzederby’s, een verwijzing naar het Brusselse woord zwanzen, elkaar zieken, jennen.
Toch zitten er ook aan de derby Union - Anderlecht steeds scherpere randjes. De avond voordien hebben, zo vertelt Julian, een veertigtal Anderlecht-fans het ‘Club House’ in de hoofdtribune van Union bestormd. Om daar vervolgens drie stomverbaasde Union-fans te treffen.
Hoewel de soep door de meeste Unionisten zo heet niet gegeten wordt, is er wel iets wat mee speelt. Het staat immers 6-0 voor Union: sinds de geel-blauwen uit Sint-Gillis naar het hoogste niveau promoveerden trof het Anderlecht zes keer en wist het alle zes de wedstrijden te winnen. Dat steekt in Anderlecht. Waar in het begin Union nog gebroederlijk welkom werd geheten in de Eerste Klasse, is dat wel voorbij. RSCA is rechts ingehaald door RUSG, en dat bevalt alles wat paars-wit is maar niets.
Julian is een goed ambassadeur voor zijn club. “Het barst van de vrouwen in de spionkop, waar zie je dat nog?” Hij geeft het monumentale Joseph Marienstadion van Union wel nog maar een jaar of twee. De ervaring leert dat het bij Brusselse stadiondossiers nog weleens even kan duren, zowel in Anderlecht als op de Heizelvlakte zijn ze de afgelopen twintig jaar nog geen meter opgeschoten. Al is bij Union de nood by far het hoogst.
Terwijl bij La Porteuse d’Eau de mosselen en frietjes stoofvlees over tafel gaan, trekt er buiten steeds meer geel en blauw voorbij. Naar de bus, maar je kunt ook prima naar het stadion lopen, zeker op zo’n zomerse dag. Dat is eigenlijk de mooiste route. En dan hebben we het niet eens over de talloze leuke cafés die je passeert onderweg, nee, je komt dan aan de bovenkant van het Dudenpark uit.
Aan de lommerrijke Jupiterlaan zie je nog niets van het stadion. Maar je hoeft alleen maar de plukjes fans te volgen die de straat oversteken en dan vrijwel direct uit het zicht verdwijnen. Het Dudenpark loopt namelijk steil naar beneden. Als je afdaalt, maakt het geluid van kwetterende vogels langzaam plaats voor iets wat op een stadionspeaker lijkt, wat muziek en geroezemoes. En wie goed kijkt door de bomen, ziet steeds iets meer van Union’s thuishaven, tot je tientallen meters lager op de Brusselsesteenweg staat, de rustige straat die eens in de twee weken zwart ziet van de mensen.
Het heeft iets weg van een grote braderie. Een kraampje waar Union-spullen worden verkocht. Een loket waar een man mensen voortdurend teleur moet stellen met de mededeling dat het stijf uitverkocht is. Bij Union’s Taverne vind je op het terras niemand zonder een vaas Jupiler of een gigantische worst. Maar meest in het oog springend is de bakstenen art-deco façade van het stadion, met z’n donkere ramen en kenmerkende blauwe deuren.
De hoofdtribune, tegelijk de grote trots én het blok aan het been van de club. Door de monumentale status mag men er nog geen stoeltje opschroeven. Een vertrek is dan ook onvermijdelijk voor het zo groeiende Union. De club die vorig jaar de kwartfinale in de Europa League bereikte, maar tegelijk aanvoelt als een amateurclub. Op zoek naar een toilet komen de spelers van de thuisploeg ons tegemoet. We zijn, zonder het door te hebben, onderweg naar de kleedkamer.
Het Dudenpark is, zoals elke wedstrijd, uitverkocht. De onoverdekte staantribune is bomvol, maar in het uitvak aan de zuidkant zijn er toch veel lege plaatsen. Dat ligt overigens niet aan Anderlecht. De maximale capaciteit van 1800 plaatsen zou moeiteloos gevuld kunnen worden, maar de lokale politie wil niet verder gaan dan 750 mauves. Het zorgt ervoor dat er op de thuisvakken dan ook genoeg uitfans zitten, die vrolijk naar hun bekenden in het uitvak zwaaien.
Over het gedeelte op het veld kunnen we kort zijn. Union wint voor de zevende keer op rij van Anderlecht (2-0), al gooit het na een goedkope penalty de wedstrijd wel pas in de laatste minuut in het slot. De frustratie bij de Anderlecht-fans komt eruit. RSCA speelt nu al jaren beneden hun stand, en zelfs in eigen stad zijn ze niet eens meer de beste. Een groep doet een poging op het veld op te komen, althans, een hek van een meter hoog is voor de ‘woedende menigte’ te veel moeite.
Dan probeert de groep de feestvierende thuisfans te bereiken, Waar dat elders dan als vanzelfsprekend leidt tot een hoop gebeuk tegen hekken van beide kanten, is er aan Union-zijde helemaal niemand die reageert. Eigenlijk het mooiste antwoord wat je maar kunt geven. Het maakt de Anderlecht-boefjes alleen maar bozer. Een bijzonder komisch, maar ook treurig tafereel. Op zoek een vechtpartij die er niet is, onder het mom van een rivaliteit die er niet of nauwelijks is. It takes two to tango, en Union doet voorlopig niet mee.
Terwijl de Anderlecht-fans afdruipen, melden de Union-spelers zich bij de spionkop. Zoals na elke zege nemen ze uitgebreid de tijd om samen feest te vieren. Eigenlijk is het in het Joseph Marienstadion al drie jaar non-stop feest. Traditioneel zingen spelers en fans samen hun lijflied, een ode aan hun club en aan de stad die ze domineren. Het zal tot diep in de nacht over het Sint-Gillisvoorplein klinken.
Bruxelles, ma ville, je t’aime
Je porte ton emblème
Tes couleurs, dans mon coeur
Et quand vient le week-end
Au Parc Duden
Je chante pour mon club
Allez l'Union!
Beeld: BSR Agency, SANTOS