Waarom er in Frankrijk nooit meer gevoetbald wordt op 5 mei
Het is een leus die je jarenlang in veel Franse stadions op spandoeken kon lezen. ‘Pas de match le 5 mai’, geen wedstrijden op 5 mei. Maar waarom wordt er in Frankrijk niet gevoetbald op 5 mei? Daar zit een zwart randje aan.
Het is een prachtige dag op Corsica. De vijfde mei van 1992 is er één met een strakblauwe lucht, en het beloofde hoe dan ook al een mooie dag te worden. Het eiland is namelijk in de ban van een voetbalwedstrijd: in Bastia staat ’s avonds de halve finale van de Coupe de France op het programma. SEC Bastia, uitkomend op het tweede niveau ontvangt de dan absolute topclub van Frankrijk: het grote Olympique Marseille, dat een jaar eerder nog in de finale van de Europa Cup I stond. Onder leiding van directeur Bernard Tapie is de ene na de andere ster naar Marseille gekomen, en dat hele circus komt nu dus naar het Stade Armand Cesari, in de volksmond Furiani genoemd. Weer eens wat anders dan potjes tegen Perpignan en Martigues. Zo’n ploeg zie je nooit op Corsica, en dus wil het halve eiland er wel bij zijn.
Enige handelsgeest is een Corsicaan niet vreemd. Ook de bestuursleden van Bastia niet. Ze besluiten, speciaal voor deze ‘match de gala’ een extra tribune te bouwen, met plek voor 10.000 fans. Amper tien dagen voor de wedstrijd wordt de oude Tribune Claude Papi – met amper 750 plaatsen – gesloopt. In no-time verrijst er een nieuwe tribune, een gigantische stalen kolos, met plek voor 10.000 fans. De kaartjes gaan als warme broodjes over de toonbank en de francs klotsen tegen de plinten. De tribune komt overigens er niet zonder slag of stoot. Er wordt gestaakt in de haven van Marseille, en dus komt niet al het materiaal tijdig op het eiland. Drie dagen voor de wedstrijd staat er zelfs nog helemaal niets. Gestuwd door tijdsnood wordt er toch maar een provisorische tribune opgetrokken, die nog het meest weg heeft van een enorme steiger. Op de wedstrijddag wordt er zelfs nog aan de tribune gewerkt, maar uiteindelijk kunnen er 18.000 mensen bij de halve finale zijn. In de bestuurskamer feliciteert men elkaar. Sportief mag Bastia dan wel bijna geen kans maken tegen L’OM, het wordt sowieso een geweldige avond.
Alles aan Olympique Marseille ademt klasse in die tijd. Het smetteloze wit met lichtblauw, de immer in de beste maatpakken gestoken Bernard Tapie, de eigenzinnige Brusselaar Raymond Goethals als trainer. En dan die selectie: Jean-Pierre Papin, Basile Boli, Didier Deschamps, Chris Waddle… namen die ze alleen van de TV kennen. Ze komen het veld inspecteren, en de Corsicanen vergapen zich er maar wat graag aan, en dus zit het stadion anderhalf uur voor de wedstrijd al ramvol. Tapie maakt een praatje met zijn spelers, met Papin, met Boli. Alles onder controle, lijkt het.
Lijkt het. Want vanaf dat moment beginnen ook de zorgen bij de organisatie. De extra tribune beweegt, merkt men. In alle haast is de tribune niet goed vastgezet. Onder de tribune begint een groepje monteurs nog maar eens wat bouten aan te draaien. Toch wordt de tribune niet ontruimd. De stadionspeaker komt wel met een verzoek aan de mensen op de tribune: “Gelieve niet met jullie voeten te stampen op de tribune, zeker niet op de metalen onderdelen!” Maar als de spelers binnen klaar staan om het veld te betreden, slaat buiten het noodlot toe.
20:23 uur. Een oorverdovend geluid van neerkletterende stalen buizen. Het achterste deel van de tribune, dat grofweg de bovenste twintig rijen beslaat, stort in. Zo’n 3000 mensen vallen pakweg vijftien meter naar beneden. Overal kruipen fans uit een wirwar van stalen pijpen, anderen blijven bewegingsloos liggen. Televisiekijkend Frankrijk – de live-uitzending op TF1 is net begonnen – is er rechtstreeks getuige van. Ze zien de spelers de omheining afbreken, zodat de mensen op het deel van de tribune dat nog overeind staat het veld op kunnen vluchten. Ook bizar: enkele Corsicanen die op de draaiende camera’s afrennen om het thuisfront te laten weten dat ze nog leven. In 1992 heeft nog praktisch niemand een mobiele telefoon. Het veld verandert intussen in een veldhospitaal, waarop spelers dienst doen als verplegers. Er worden luchtbruggen geopend met Marseille en Nice, want Corsica kan onmogelijk zo’n stroom patiënten aan. Uiteindelijk blijft de teller steken op 18 doden en meer dan 2300 gewonden. De wedstrijd wordt nooit meer gespeeld, ook een finale van de Coupe de France volgt niet meer.
Het onderzoek richt zich al gauw op de bouw. De oude tribune is gesloopt zonder vergunning. De nieuwgebouwde tribune is nooit officieel goedgekeurd. Er blijkt sprake van grove nalatigheid. Verschillende aannemers en bestuursleden worden veroordeeld tot gevangenisstraffen. Voorzitter Jean-François Filippi is dan al vermoord, al is dat zeker in die tijd geen unicum. Nergens in Europa worden zoveel moorden gepleegd als op Corsica, maar zelden wordt er één opgelost. De conclusie van het onderzoeksrapport is even pijnlijk als hard: het drama van Furiani was geen noodlottig ongeval, maar een ramp ontstaan door ernstig menselijk falen en grote nalatigheid.
Alsof de duivel ermee speelt, wordt de bekerfinale van 2012 op 5 mei ingepland, precies twintig jaar na het drama van Furiani. Het is op z’n zachtst gezegd tegen het zere been van Lauda en Josepha Giudicelli, twee Corsicaanse meisjes die hun vader verloren bij de stadionramp. De finale wordt verplaatst, maar in de jaren erna wordt er toch regelmatig gevoetbald op 5 mei. Voetbalfans hebben zich inmiddels massaal achter de actie van de meisjes geschaard. De term ‘Pas de match le 5 mai’ wordt Frans gemeengoed, ook in stadions van rivalen van Bastia: in Marseille, in Parijs, in Montpellier.
Uiteindelijk wordt in 2021 het voornemen zelfs verankerd in de Franse wet: geen voetbal in Frankrijk meer op 5 mei. Iets waar de UEFA overigens geen boodschap aan heeft: in 2022, dertig jaar na de ramp, moest Marseille gewoon thuis aantreden tegen Feyenoord, in de halve finale van de Conference League. Als compromis werd er dan maar een minuut stilte gehouden ter nagedachtenis aan de slachtoffers.
Vandaag is het stil in de Franse stadions. Op social media memoreren clubs en fans de slachtoffers van de ramp. Omdat niemand naar het stadion hoort te gaan zonder later weer thuis te komen, wordt er niet gevoetbald op 5 mei. Een inktzwarte dag in de Franse voetbalgeschiedenis, die decennia later eindelijk een definitief eerbetoon heeft gekregen.