Waarom je ook na de promotie naar Union Saint-Gilloise moet
Voor de tweede maal in drie jaar ging Volkskrant-verslaggever (en SANTOS-hoofdredacteur) Bart Vlietstra naar een wedstrijd van Union Saint-Gilloise, tegenwoordig spelend op het hoogste niveau in België. ‘Het is mijn favoriete stadion in de Benelux.’
Union Saint-Gilloise is niet meer die geheime parel in het zuidwesten van Brussel, waarvan het feeërieke stadionnetje verstopt ligt in een kuil van het Dudenpark. Het is breeduit ontdekt sinds het vorige zomer promoveerde en direct koploper werd. Bart Vlietstra kwam er drie jaar geleden al eens met zijn amateurvoetbalteam, liet zich betoveren door de vreemde mix van unieke, oude ornamenten tussen het groen, de dynamiek tussen de geelblauwe ploeg en dito gekleurde fans op de levendige staantribune. Er kwam een Britse investeerder, een promotie en plots is de club een hype. Vlietstra toog er afgelopen weekeinde weer heen voor een verslag van Union Saint-Gilloise-Anderlecht voor de Volkskrant.
Bart, is de magie verbroken?
“Als je komt aanlopen, schrik je wel even van de vele cameraploegen vlak voor de karakteristieke art-deco-façade van het Joseph Marien-stadion. Ze omsingelen zowat het volk bij Unions Taverne, het meest in het oog springende café. Af en aan worden er Union-fans geïnterviewd. Sommigen zie je talmen met het halen van een biertje om maar niet in beeld te komen.”
Oei, jammer.
“Ach op zich is de sfeer in de Brusselse Steenweg, waar het Marien-stadion aan ligt, is voor de rest onveranderd. Er schommelen nog steeds joekels van braadworsten op kleine pistolets vervaarlijk heen en weer. Het ruikt op sommige hoekjes naar wiet. En overal staan veelal bebaarde Union-fans met blauwgele sjaals, petten en/of trainingsjacks te kletsen, een glas pils in de hand. Het zijn dezelfde types als drie jaar geleden, een bonte mix van studenten, kunstenaars en senioren die al honderd jaar zeggen te komen bij Royale Union Saint-Gilloise, in de eerste decennia van de vorige eeuw nog de grootste club van Brussel (elf landstitels). De straat was druk, maar niet overvol. Kan ook komen doordat er omwille van coronamaatregelen maar iets van 6500 in mochten in plaats van 9000. Er was geen plek voor Anderlecht-fans.”
Is er iets aan dat stadion gedaan nu Union ineens de beste club van België is?
“Goddank niet. Het ligt er nog steeds bij als een verscholen oase in het Dudenpark, er zijn geen grote bijgebouwen of luxe zitjes waar stropdassen en snobs prosecco drinken. De 100 meter lange gevel van de zittribune aan de straatkant, in 1926 opgetrokken met zeven panelen met daarop voetballers en atleten, staat nog fier overeind. Het kan best een schrobbeurt gebruiken, het oogt wat verweerd, maar dat geeft het ook een bepaalde charme. Opgepoetste stadions zie ik in Nederland al genoeg. Vorige keer stond ik op de staantribune met uitzicht op de hoofdtribune en de hoge huizen daarachter, nu zat ik op de hoofdtribune en had ik als journalist-in-functie ook toegang tot de inpandige gangetjes en trappen in de catacomben, en de zaaltjes daarboven met glas-in-lood-ramen. Te gek.”
Hoe zit het met die staantribune aan de lange (over-)zijde?
“Daar had ik ditmaal perfect uitzicht op. Het was er drukker dan drie jaar terug, er werd ook meer gezongen, gehost en geklapt. Logisch, gezien de resultaten. Maar de uitgebreide ceremonie met de spelers waarbij er wederzijdse bedankjes worden uitgewisseld is intact gebleven.
Achter de doelen zijn nog steeds de geel en blauwe zitjes. En je kan nog steeds vanuit een hooggelegen pad in het Dudenpark meekijken naar de wedstrijd. Bijzonder vind ik ook het witte, losstaande herenhuis schuin boven de staantribune waar mensen op trappen staan te kijken, maar dat verder onbewoond oogt.”
Verder nog iets bijzonders?
“De muziek. Geen knetterharde house of hiphop, maar veelal Abba, Opus (Life is Life), clubliedjes en heel vaak Vamos a la playa. De Italiaanse zanger van dat nummer blijkt een groot fan van de club nadat hij na een concert in Brussel toevallig kwam aanwaaien een aantal jaar terug. Geen gloryhunter dus, eerder een verstokte groundhopper. Die zie je hier veel, uit diverse windstreken. Ook opvallend: geen wanklank richting grote broer Anderlecht, geen knalvuurwerk. En ook geen opgeschoten Anderlecht-fans die dreigend rond het stadion banjerden, hoewel de wijk Anderlecht vlakbij is.”
Wat nou als dat gekke Union Europees voetbal haalt?
Daar wordt inmiddels serieus rekening mee gehouden gezien de ruime voorsprong op de Belgische topclubs. Dan wordt mogelijk naar Leuven uitgeweken. Er zijn plannen om permanent te verhuizen, elders in de stad, maar een kil industrieterrein behoort ook tot de mogelijkheden. Er is een Britse investeerder in de club gestapt, wat ook de sportieve opmars verklaart. Maar de voorgevel is beschermd erfgoed en ook de rest van het stadionnetje zal behouden blijven, desnoods als trainingslocatie of voor een amateurclub.’
Daar ben je blij mee?
‘Ja dolblij. Al hoop ik stiekem dat Union er blijft spelen, vanwege de historie, dat geweldige embleem aan de zijkant van de hoofdtribune en om het geelblauw dat zo lekker afsteekt tegen het groen en grijs. Het is echt mijn favoriete stadion in de Benelux, zeker in het avondlicht, als de bomen achter de staantribune oplichten door de groene lichtpalen en het siervuurwerk beter tot zijn recht komt. Maar ook onder een strakblauwe hemel is het gewoon een plaatje.’
Hoe kom je aan kaartjes?
Zeker als er geen topclub op bezoek komt, zijn er vaak nog wel losse kaartjes online verkrijgbaar die je dan aan een antiek loket naast het stadion kan afhalen. Maar je moet in principe wel een booking history hebben (dus al eerder een keer een kaartje gekocht hebben). Anders verdient het aanbeveling om via social media een oproep te doen aan een seizoenkaarthouder of iemand met een booking history om jou te helpen bij het bemachtigen van een kaart. Let op: als, zoals afgelopen zondag, slechts zeventig procent mag worden toegelaten, zijn er geen losse kaarten verkrijgbaar.
Verder nog iets leuks in de buurt?
Het Constant Vandenstock-stadion van Anderlecht is een afslag verder. Ooit een hypermodern complex met de allereerste skyboxen in Europa, maar inmiddels sterk verouderd. Je zit er wel overal dicht op het veld, en eromheen tref je nog veel meer van die echte stadionkroegjes dan bij Union. RWDM is ook dichtbij en blijft een interessante club waar ooit Jan Boskamp furore maakte. Verder tipte oud-Anderlecht-icoon Jan Mulder een paar jaar terug de wijk Sablon vanwege de kunstgaleries en uitdragerijen met antiek en vanwege de witte en zwarte worst met puree en appelmoes bij restaurant Vieux Saint Martin.
Beeld: ANP, SANTOS